SLAA

SLAA

BØrrelpraat

BØrrelpraat

Vrijdag 18 april gaf de SLAA een borrel voor vrienden, bekenden en relaties om hen kennis te laten maken met onze nieuwe stek in de Tolhuistuin. Bij deze gelegenheid sprak Daphne de Heer de volgende woorden tot de verzamelde aanwezigen.

Lieve vrienden en bekenden van de SLAA,

Welkom op deze SLAA borrel, welkom in de Tolhuistuin, onze nieuwe standplaats. De zinnen die ik nu ga uitspreken bevatten vaak het woordje ‘we’, en voordat ik verder spreek wil ik jullie heel graag voorstellen aan de mensen namens wie ik ook spreek. Dat zijn Maya Shamir, programmamanager, Esther Kuijper, producent en Lauranne van Grinsven, onze stagiaire.

We hebben ons verplaatst, van het Leidseplein, het epicentrum van de gehaaste, verdwaalde, verdwaasde stadsmens, naar de overkant van het IJ: Amsterdam-Noord, een plek die voelt als een belofte.
Hier aan de oever noemen ze het de goudkust: de gebouwen om ons heen worden bevolkt door creatieve gelukszoekers. De aarde trilt hier zachtjes onder de naderende niet te stuiten explosie van kunst en bedrijvigheid die op komst is.
Het ruikt hier anders, het voelt hier anders. Waar men in het centrum al jaren in de weelde van culturele en commerciële voorspoed leeft, plant men hier nog zaadjes in de hoop iets moois te oogsten dat ook afstraalt op de rest van de buurt.
Aan de overkant zien we een stad vol verhalen, geen straat of plein waar de welbelezen mens geen scène uit een roman of gedicht bij kent. Hier in Noord, maar ook in West en de Bijlmer beginnen die verhalen langzaam vorm te krijgen. De romans van de toekomst, de poëzie van de toekomst, spoken word van de toekomst: hier staat de pen nog op papier, de schrijver tuurt nog naar braakland; de straatjes, parken en pleinen, de bewoners, oude en nieuwe, wachten nog op een stem die hun wereld zal verwoorden.

Aan de overkant daarentegen krioelt het van de schrijvers, de verhalen, de evenementen, de kroegen vol voorleesavonden. Er is in vijf jaar tijd hier in Amsterdam meer veranderd in het literaire landschap dan in de twintig jaar ervoor; we zouden dit met wat gevoel voor dramatiek De Eerste Grote Bloeitijd van het literaire evenement kunnen noemen. Nooit eerder werden schrijvers en literaire evenementen zo omarmd door het culturele leven, de media, door jongeren, door de hippe voorhoede, kortom door groepen die voorheen niet altijd aansluiting vonden bij een avondje literatuur. Er is al veel over dit fenomeen geschreven: literaire avonden zijn in, we genieten met een campari-soda in de hand van getapte jonge schrijvers die iets voorlezen, en na afloop genieten we van elkaar tijdens de afterparty.
Voor je het weet vind je jezelf terug in een Centerparcs-vestiging in Flevoland waar een aardige mevrouw van Eenvandaag je probeert de diepte in te sleuren over een programma dat je een halfjaar later al niet eens meer maakt en heb je iets staan vertegenwoordigen wat je geworden bent in weerwil van jezelf. Het feit dat literaire avondjes hip zijn, verandert misschien de manier waarop mensen naar je programma’s kijken, maar het verandert de SLAA niet. En om even een persoonlijke noot toe te voegen: hip, lieve mensen, jullie hadden het allang door: ík ben het niet.
Geen idee hoe jullie ooit tot de literatuur gekomen zijn (daar gaan we het straks over hebben wat mij betreft), maar bij mij ging het helemaal op de old skool manier: inspirerende leraar, boekenkast ouders, bibliotheek. Ik heb van mijn zestiende tot en met mijn negentiende alleen maar in de bibliotheek gezeten. Na school, na het eten, en dan weer lezen, in bed, voor school. Ik schaakte in die tijd ook nog. Dat deed ik in de weekenden. Ik las, ik schaakte. Maak je geen zorgen: die rugklachten zijn er gekomen.
Ik vond knipselmappen de mooiste uitvinding die er bestond (het internetsurfen van toen), ik hield in een dik schrift alles bij wat ik had gelezen. Ik had twee vrienden. Niemand om me heen hield van lezen. Mijn ouders verwarden mijn leesdrift met studiedrift. Ik bleef zitten. Ik bleef bijna weer zitten. Maar het maakte allemaal niet uit, ik kon lezen, ik kon de wereld lezen, ik kon mezelf lezen, ik kon liefde lezen, ik kon dood lezen, ik kon nieuwe woorden lezen, ik kon onbegrijpelijke woorden lezen, ik wist: nu heb ik een vriend voor het leven.
Er volgde een studie, nog meer lezen, en ook iets meer leven, dat werd ook wel tijd. Maar alles wat ik deed, iedereen die ik leerde kennen, elke verliefdheid die me te pakken kreeg, was geankerd in lezen. Ik kan geen herinnering tussen mijn zestiende en 26e oproepen die niet gelinkt is aan een boek of een gedicht.

Terwijl ik dit opschrijf zie ik de persoon van toen smalend kijken naar de persoon van nu. Daar sta je dan. Met je stichting. Met je geworstel met geld en politiek, met volle of juist lege zalen, met je schrijvers, met je visitekaartje en je riante kantoor met een balkon op het zuiden, met je eindeloze reeks leuke maar vage kennissen en het gebrek aan tijd voor je echte vrienden, met je collega’s die af en toe gek van je worden, met je gebrek aan tijd om te lezen, met je geborrel en je genetwerk…
Met je Amsterdam-Noord.

Nee, met zulke jongere versies van jezelf heb je geen vijanden meer nodig.
Inderdaad, soms is dit werk ver verwijderd van de leesliefde waar het ooit mee begon. Maar even voor de goede orde, dit werk gaat over veel, maar niet over mij.
Eigenlijk was dit alles één lange opmaat om met jullie te delen wat dit werk, bij deze stichting met die onmogelijke naam zo ongelooflijk de moeite maakt.
De anderen.

De anderen, kortgezegd: dat zijn jullie. De hier aanwezigen.
Dat zijn in de eerste plaats: de schrijvers. Behalve het feit dat jullie schrijven zou ik verder geen generaliserend woord over jullie kunnen zeggen. Juist daarom is het al jaren een feest om met jullie te werken en krijgen we elke keer weer op onze eindeloze reeks liefdevolle verzoeken om een bijdrage aan een van onze programma’s een verscheidenheid aan persoonlijke antwoorden, excuses en beleefd geformuleerde leugentjes terug.
De mooiste en dierbaarste programma’s zijn ook vaak degene die we samen met een schrijver maken. Ons hart springt altijd op wanneer een schrijver met een mooi idee komt: de Hotel van Hassel-programma’s rond het korte verhaal met Sanneke van Hassel en Ditte Pelgrom zijn elke keer weer een uitputtingsslag die in de eindronde alle trainingsuren goedmaakt. De reeks 5kwarts waarin we jonge schrijvers vroegen hun eigen programma samen te stellen was de vrolijkste reeks ooit om te maken, want elke schrijver maakte er in de creatieve zin des woords zijn eigen feestje van. Oek de Jong entameerde vorig jaar samen met ons en De Balie een driedelige reeks over De toekomst van de roman. Een reeks zonder einde, en mocht dat einde er toch komen dan neemt de relevantie natuurlijk meteen met factor 100 toe.
De dag dat Christine Otten op ons pad kwam met haar onstuitbare energie en ongelooflijke overredingskracht is er een die de SLAA zeker in zijn nog te publiceren memoires moet opnemen: uit deze oerknal ontstonden Bijlmer Boekt! en Noorderwoord, programma’s die vanuit zo’n diepdoorvoelde urgentie en passie zijn gemaakt dat ze vanaf dag 1 volle zalen trokken in het Bijlmer Parktheater en Theater Het Zonnehuis i.s.m. De Theaterstraat hier in Noord.
Voor het najaar staan er twee grote projecten met twee grote geesten op stapel: een verkenning van de literatuur in de stad met theatermaakster Merel de Groot en een onderzoeksprogramma naar het wezen van de voordracht met dichteres Tjitske Jansen.
Ik kan niet genoeg benadrukken hoe ongelooflijk veel plezier wij eraan beleven wanneer jullie naar ons toekomen met ideeën, blijf dat doen, want jullie creatieve inbreng maakt onze programmering altijd mooier. Wij bieden jullie met alle liefde een podium om iets te proberen, om iets te bestrijden, om iets uit te vechten en om iets uit te vinden.

Op de tweede plaats: de fantastische cultuurpaleizen van Amsterdam.
De SLAA is een stichting zonder huis, dus voor elk programma moeten wij onderdak zien te vinden. Tot onze grote vreugde zijn er in Amsterdam ontzettend veel leuke opvangtehuizen, die al dan niet tegen een kleine vergoeding hun zalen beschikbaar stellen. Vaak zijn ze veel meer dan een verhuurbedrijf: het Bijlmer Parktheater, Podium Mozaïek, Melkweg, De Balie, De Rode Hoed, Tolhuistuin, zijn zoveel meer dan een zaalverhuurder: met de mensen die er werken hebben we langdurige en intensieve samenwerkingsbanden opgebouwd, we versterken en stimuleren elkaar inhoudelijk en op de avonden zelf merk je ineens de toegevoegde waarde van een gemengd team dat meedenkt en literatuur graag een plaats in zijn huis geeft. We voelen ons welkom en gewaardeerd dankzij jullie.

En op de derde plaats: de categorie betekenisvolle overigen.
Daar valt nogal wat in. Van technici tot barpersoneel, van fotograaf tot boekhouder, van gemeenteambtenaren en fondsmedewerkers tot bestuursleden, zij vormen allen de onmisbare steunbalken waarop een relatief kleine organisatie als de SLAA leunt.
Ook de losvaste al lang niet meer als zodanig functionerende denktank van de SLAA zorgt voor verrijkende input. Ze bestaat uit een groep mensen die in principe allemaal andere dingen doen, maar met wie één keer per jaar vier glazen sauvignon drinken vaak meer oplevert dan twee weken in een hutje op de hei zitten.
Uitgeverijen en boekhandels. De een maakt boeken, de ander verkoopt ze, en ergens daartussen bevinden wij ons. Ik wilde iets metaforisch zeggen over geboortekanaal, darmkanaal, maar dat kwam zo lullig uit voor de boekhandel.

Ja, en dan die nieuwe huisstijl. Ik moet oppassen dat ik niet de hele dag verliefd naar de nieuwe website zit te staren. Vanaf de dag dat we met ontwerpbureau Dog and Pony in zee gingen, wisten we dat we er in elk geval een beetje verzorgd bij lopen. Met dit nieuwste ontwerp, waarin u als lezer op dit moment te gast bent, hebben we het gevoel dat inhoud, plek en uitstraling helemaal samenvallen. Ik wil Karen Rosink van Dog and Pony die dit alles ontworpen heeft, en de man die alles technisch in elkaar gedraaid heeft, Marten Timan, namens ons team heel erg bedanken daarvoor.

Tot slot dit. We zijn hier samen met vrienden en bekenden van de SLAA, en dat voelt als een warm bad. Daar op de bar staat een houder met drie vriendenboekjes en een mooie pen aan een touwtje. In dat boekje mag je alles kwijt wat je wilt: commentaar, nieuwe ideeën, je lievelingskleur, of -dier, wat je maar wilt. Maar ik stuur natuurlijk op iets anders. Ik bevind me op dit moment tussen de literatuurkenners, liefhebbers, schrijvers, kortom ik sta hoe dan ook voor eigen parochie te preken; een hartverscheurend verhaal over de duizelingwekkende betekenis van Literatuur hoef ik hier niet te houden, een melodramatische rede over de kwetsbare positie van instellingen als de SLAA haalt de sfeer er ook meteen lelijk uit. En ik wil best een dansje voor je doen als je de portemonnee trekt, of een exclusieve rondleiding door mijn mailbox geven, maar hoe je het ook wendt of keert: er was, is en zal altijd maar één legitieme reden blijven om je als vriend te committeren aan een club: gewoon omdat je die club leuk vindt, omdat ze dingen doen waar je blij van wordt, omdat je het echt en oprecht jammer zou vinden als die dingen niet meer zouden bestaan, omdat je wilt bijdragen aan de programma’s die we maken.
We hebben naast de vriendenboekjes mooie, gloednieuwe foldertjes liggen, natuurlijk bij de bar, anders weten jullie ze alsnog te negeren.
Maar los van dit alles staat het ware kapitaal van de SLAA hier vandaag verzameld voor mij. We vinden het een ongelooflijke eer om al die mensen waar we al jaren mee samenwerken hier vandaag bij elkaar te hebben, hier in Noord ons nieuwe huis, waar we jullie nog heel vaak hopen te ontvangen. Bijvoorbeeld 12 mei wanneer we ons eerste programma in het paviljoen hebben en de Britse schrijver Edward St Aubyn te gast is.

Ik dank jullie voor jullie aandacht en komst.

Daphne de Heer, 18 april 2014